Interview met Yvonne Hagenaars
Als ik denk aan ongelijkheid en gelijke kansen denk ik in de eerste plaats aan het onderwijs, en aan hoe veranderingen met de beste bedoelingen hebben geleid tot een grotere kloof in dat onderwijs. Hoe we van verschillen, die er altijd zijn, achterstanden hebben gemaakt die er niet hoeven te zijn.
Ik ben van 1956, dus ik behoor tot de eerste generatie die het onderwijs volgde zoals vastgelegd in de Mammoetwet. Ik deed Atheneum met Grieks en Latijn. Zeven examenvakken dus, de helft minder dan in de tijd daarvoor.
Bedoeling van de Mammoetwet was dat iedereen kon deelnemen aan vervolgonderwijs en daar een passend niveau kon bereiken. Centraal daarin stond de brugklas – in principe niet gedifferentieerd, maar dat bleek al gauw erg lastig en daar is nog geen oplossing voor gevonden. Het gevolg is dat de brugklas niet goed werkt voor degenen die het meest afwijken van het gemiddelde, en dat is het ergst voor degenen die niet zo goed mee kunnen komen.
Iets vergelijkbaars zie je bij het basisonderwijs. Doordat daar de leeftijden van in één school zitten, is het eigenlijk niet meer te doen. Omgaan met en lesgeven aan kinderen van vier of vijf is heel iets anders dan aan kinderen van 11 of 12. Voor die kleine kinderen gaat het ook om de hand-brein coördinatie, die moeten leren breien en haken en muziek maken. En dat is echt iets anders dan les geven aan mensen die eigenlijk al helemaal klaar zijn voor de middelbare school. En zo kan je herkomst, het feit dat je dingen niet van huis uit mee krijgt, dat je wat extra nodig hebt, ertoe leiden dat je minder kansen krijgt.
Wat ook niet heeft geholpen, is dat de school is weggehaald bij de gemeente en het Rijk en neergelegd bij besturen. Dat leidt tot een enorme bureaucratie, en het geld komt onvoldoende bij de leerlingen. En dan krijg je dus bijvoorbeeld de belachelijke situatie dat als je hier in Rijswijk aan de wethouder vraagt hoeveel kinderen er thuiszitten omdat hun ouders geen passend onderwijs voor ze kunnen vinden, die wethouder trots zegt “maar zeven”. En dan is mijn reactie, je moet een schop onder je kont te krijgen dat je niet eens in staat bent in zo’n kleine gemeente die zeven kindertjes van onderwijs te voorzien. Wat ook de reden is. Van kinderen die super hoogbegaafd zijn tot kinderen in gezinnen waar ze bij wijze van spreken niet eens weten dat ze naar school moeten.
Ik maak me daar zo boos over, al m’n hele leven. Je hebt geen idee. Want verschillen zijn er, en dat is ook helemaal niet erg. Ik vind dat juist erg leuk dat jij heel anders bent dan ik, want dat maakt dat ik van jou kan leren en dat ik soms om je moet lachen én ook soms misschien ergeren, maar juist dat je anders bent maakt het spannend. Maar waar het om gaat is dat we van “anders” steeds meer “achtergesteld” hebben gemaakt.
Kijk naar het verschil tussen mannen en vrouwen. Dat gedoe. Ik vind dat heerlijk. Daar kun je mee spelen en ik beleef er zelf veel plezier aan. Dus het spel spelen hè, het spel spelen en tegelijkertijd niet elkaar in een hoek zetten waar je niet wil staan. Maar het is ook een verschil waardoor vrouwen op achterstand worden gezet. Dat gebeurt al in het onderwijs, waar jongens en meisjes anders worden behandeld. Ik herinner me een rapport van een tijd geleden, dat als een jongetje iets verkeerd deed dat dan de leerkracht zei “Nee, dat is niet goed, maar je weet het wel, zeg het nog maar een keer” en dat als een meisje iets verkeerd deed dat het dan was “Nou nee, Marietje, als jij het niet weet dan vragen we het gewoon even aan Peter”. En dat is nog steeds zo. Mijn kamerbewoonster, dat is een heel slim meisje. Haalt aan de TU gemiddeld een 8,5 voor van alles en nog wat. En in het eerste gesprek dat ik met haar had, had ik het over achterstelling, weinig vrouwelijk hoogleraren en zo. En dat zag zij niet zo. Maar twee weken geleden zei ze tegen me: “Weet je dat ik vaak aan je denk? Want ik haal in werkgroepen de hoogste cijfers, maar dan vraagt de hoogleraar aan Peter of die het niet leuk vindt om iets te doen. En als ik dan m’n vinger opsteek dan ben ik de arrogante bitch die zichzelf naar voren schuift.”
En die ongelijke behandeling gaat daarna door, hè. In beloning bijvoorbeeld – in het onderwijs is 75% vrouw, en 20% verdient minder dan de mannen in de zelfde functie, aan de zelfde school. En het wordt weer doorgegeven in kleine dingen. Dat als ik in de winkel een boekje koop voor een kind, dat dan gevraagd wordt “Is het voor een jongetje of een meisje”, en dat er dan een ander papiertje om komt. En zo krijg je je hele leven een stempel.
Ik denk dat ik daarover tot misschien wel tot ergens rond mijn twintigste in een soort onbezoedeld optimisme heb geleefd. Hoewel als Indisch kind opgegroeid in een wit gezin was ik me al vanaf mijn zevende ofzo bewust van de verschillen. Op mijn twaalfde liepen mijn klasgenootjes en ik in de pauze de wereld te verbeteren. Niet wetend hoe taai de processen zijn en dat de wens ‘geluk voor de hele wereld’, bepaald niet vanzelf uitkomt.
Toen ik ergens rond mijn vijfentwintigste lid werd van de PvdA, werd ik ook al snel lid van allerlei werkgroepen en van het afdelingsbestuur. Ook van de werkgroep rooie vrouwen. En tot op de dag van vandaag verbaas ik me erover dat mannen echt nog steeds niet in staat zijn om te zien dat het anders zijn heel leuk en spannend is, maar geen vrijbrief om maar vrijelijk te betasten. Het is echt van de ratten besnuffeld dat toen ik klein was een op de vier vrouwen te maken had met op de een of andere manier seksuele onaangenaamheden en dat dat nu in 2020 gewoon nog helemaal niet veranderd is. En dan zeg ik: “oh, jongens, in ons verkiezingsprogramma staat helemaal niets over emancipatie”, en dan krijg ik terug: “ja, maar, ons hele programma ademt emancipatie.”
En daarom vind ik ook internationale vrouwendag nog steeds relevant. Dat op 8 maart vrouwen opstaan die iets eisen en die eendrachtig voor iets gaan. En dan moet je gewoon denken om iets groots voor mekaar te krijgen, moet je kleine dingen doen. Je moet met die grote internationale beweging, in dit geval, overal kleine dingen doen om het voor alle vrouwen in de wereld beter te maken.
Wat ik ingewikkeld vind, is economische achterstand. Want de vraag is dan hoever je moet gaan. Het gaat niet alleen om inkomen, het gaat ook om wat je ermee kunt doen en de keuzen die je maakt. Een klein pensioentje en AOW is niet veel, maar het kan wel genoeg zijn voor je. En als ik dan hoor over kinderen die zonder ontbijt naar school gaan, dan denk ik ook: hadden die ouders andere keuzen kunnen maken? Niet elke maand die vijf loten in de postcodeloterij kopen? Maar aan de andere kant heb je natuurlijk de mensen die al zoveel hebben en alleen maar rijker worden. Dan hebben ze al drie huizen, en dan komt het leenstelsel voor studenten en dan zeggen ze: “leen jij maar het maximale, dan beleggen we dat en als je dan klaar hebt dan heb je een schuld van 40.000 Euro maar ook een vermogen van een paar ton.” En zo kun je ook naar erfenissen kijken. Ik zeg ook wel tegen mijn kinderen: “het is leuk als jullie straks de opbrengst van dit huis mogen verdelen, maar waarom eigenlijk?”
Ik denk vaak: mijn leven had heel anders kunnen lopen. Ik kom uit een echte Vogelaarwijk, Hoogvliet, zo’n krachtwijk, en dat milieu ben ik ontstegen. Maar ik ben nooit vergeten hoe het is om op een galerijflat te wonen, waar je altijd elkaar hoort, en ruikt en je altijd gezien wordt. En dat maakt me ook echt een PvdA-mens, dat idee van verheffing. En dat als je toevallig goed kunt leren, dat niet jouw verdienste is. Dat je ook een beetje bescheiden mag zijn.
En daarom ben ik ook al mijn hele leven gefascineerd door de bijdrage die het individu levert aan het grote geheel en hoe het grote geheel het individuele bepaalt. Ik ben er zelf van overtuigd dat het kleine telt. Als je zelf niet aan de keukentafel met je partner, met je kinderen, de gesprekken voert over de kleine dingen die staan voor de grote dingen, dan raakt het nooit geïnternaliseerd. Dan kun je nog zulke mooie beleidsstukken schrijven, maar dan verandert er niets. Ik denk dan bijvoorbeeld aan -nog even wat cijfers- dat toen ik 20 jaar geleden terugkwam in het onderwijs, dat toen één op de drie mensen ging scheiden, op enig moment. En dat is nu één op de twee. En dat dan van de gescheiden vrouwen met een vmbo-achtergrond nog geen 87% voor haar eigen inkomen kon zorgen. Alleenstaande vrouwen met drie kinderen horen al jaren tot de allerarmsten in Nederland. Ik ben 18 jaar alleen geweest met drie kleine kinderen. Ik ben niet de maat der dingen maar hoe kan het dat ik de keuze maakte om te blijven werken, het raadslidmaatschap aan te gaan en dat mijn kinderen niet voor galg en rad zijn opgegroeid?
En dat heeft ook te maken met wat er aan de keukentafel gebeurt. Dat je getrouwd bent, dat de man dan wat meer verdient, en dat die dan niet zegt “hoe gaan we dat regelen, dat als het onverhoopt niet goed gaat tussen ons, dat ik niet jou je hele leven hoef te onderhouden?” Dat zou ik doen. Maar dat gebeurt niet, en dan denkt die vrouw “Nou, heel goed, dan blijf ik lekker thuis want altijd werken is ook niet alles.” En dan kan je in de belastingwetgeving van alles doen om de gelijkheid te bevorderen, maar dat werkt dan niet. Dat heb ik nooit gedacht. Altijd financieel voor jezelf zorgen. Zo heb ik mijn dochters ook opgevoed. Maar dan kom ik hier in huis met mijn geliefde in gesprek en die zegt dan: “Hoho, wat is dat voor betutteling PvdA, wil je al die vrouwen dwingen om te gaan werken?”
Kleine dingen doen, dus – en groot denken, zeg ik dan met Herman Tjeenk Willink. Want tegelijkertijd moet je dus als gemeente wel dingen doen. Je moet en je kunt zorgen voor gelijke kansen, vooral in het onderwijs. Je moet privaat onderwijs tegenhouden, en bijles vanuit de gemeente financieren. En je moet sport-, kunst- en cultuuronderwijs stimuleren. Want dat is de eerste stap naar samen dingen doen en beseffen dat je ook uniek bent. Dat jij iets bijzonder goed kunt, en dat je dat ook kunt oefenen.
Yvonne Hagenaars woont sinds 1987 in Rijswijk. Ze was hier onder andere actief in de PvdA. Vanaf ongeveer 1990 in het bestuur, eerst als secretaris en later als voorzitter. In 1998 is ze in de gemeenteraad gekomen en daar heeft ze 20 jaar in gezeten. Binnen de PvdA zit ze nu in de landelijke werkgroep onderwijs.
Yvonne is als jong broekie in het middelbaar onderwijs begonnen en heeft daarna een aantal jaren in de wereld van de kunst gewerkt als coördinator (onder andere bij het Theater Instituut Nederland en bij de Rijksdienst Beeldende kunst). De laatste jaren werkte ze in het MBO en tegenwoordig geeft ze les aan volwassenen. En ze geeft, hoewel Neerlandica, al 16 jaar Frans op een basisschool.
Naast haar werk deed en doet ze vrijwilligerswerk, onder andere voor DRANG – een theatergezelschap dat theater maakt voor het MBO, in Rijswijk en daarbuiten.